Een bruto–netto berekening is een calculatie van het benodigde aantal medewerkers over een bepaalde periode, waarbij kan worden gedifferentieerd naar functieniveau, competenties en bevoegdheden. Simpel gezegd: hoeveel FTE heb je nodig?
Meestal wordt er bij een bruto-netto berekening gekeken naar de contracturen: de bruto formatie. Niet al deze uren zijn volledig inzetbaar. Er gebeurt heel veel achter de schermen, waardoor een gedeelte van de uren ‘niet inzetbaar’ of ‘niet productief’ is. Haal je deze uren af van de bruto formatie, dan kom je uit op de netto formatie. Het is dus belangrijk om deze niet-inzetbare uren duidelijk op een rij te hebben om de netto formatie te bepalen.
De niet-inzetbare uren noem je ook wel de uitval, krimp of reserve. Het is het verschil tussen bruto en netto. De belangrijkste zijn:
Maar denk ook aan:
Een bruto-netto berekening hoeft niet iedere maand opnieuw opgesteld te worden. Maar eens in de paar maanden is wel aan te raden. Zo kunnen er wisselingen zijn op het gebied van leerlingen of het aantal medewerkers dat in de ondernemingsraad deelneemt. Al met al is het een handige manier om je planning scherp te houden.
Om vanuit de netto-formatie de bruto benodigde formatiebepaling te kunnen berekenen, gebruik je de bruto-netto-factor. De bruto-netto factor geeft aan hoeveel bruto-uren je nodig hebt op basis van de netto behoefte. Een veel gebruikte bruto/netto factor ligt tussen de 1,25 en 1,30.
Dit is de berekening:
Bruto-uren (contracturen)/netto inzetbare uren (bezettingseis) = bruto-nettofactor
Bruto-nettofactor x benodigde zorguren (bezettingseis) = contracturen die nodig zijn (fte)